Laos lijkt alweer zo lang geleden. Inmiddels is er alweer zoveel gebeurd, maar toch denk ik graag terug aan mijn bezoek aan Kong Lor cave. Ik had een paar fantastische dagen gehad. Dinsdag ging ik weg uit Vientiane, na 4 dagen in de stad gezeten te hebben. Weer moest ik afscheid nemen van een reisvriend en zat ik alleen in de bus. Nouja, er zaten genoeg andere toeristen in, maar allemaal stelletjes en een groepje Franse meiden die allemaal een bankje voor zichzelf namen. Dus toen ik na een dagje in de bus zitten aan kwam in Kong Lor, pakte ik mijn rugzak en ging op zoek naar een kamer. Ik kwam erachter dat mijn tas kapot was gegaan en was dus niet echt vrolijk. Het eerste guesthouse dat ik checkte was een beetje duur. Toen ik naar buiten liep kwamen er een aantal mensen op motors aan. “Oh, zit die ook al vol?” Ik legde uit dat het voor mij alleen te duur was, waarop een meisje meteen zei dat we anders wel een kamer konden delen.
We gingen toch nog even verder kijken en uiteindelijk deelde ik een goedkopere, ruime, schone kamer met de Amerikaanse Jennifer. Twee jongens uit Canada en Duitsland, waar Jennifer mee gereisd had, zaten in de kamers naast ons. Ineens was ik deel van de groep. We keken nog even om ons heen terwijl de zon onder ging, namen een snelle douche en gingen toen eten in het restaurant bij het guesthouse. Ik had verschrikkelijk lekkere spring rolls en met een fles Lao Lao, een soort rijstwhisky, ging de avond zo voorbij.
De volgende ochtend gingen we met z’n allen ontbijten en bracht Jennifer me met de motor naar de grot. Buiten de grot is er werkelijk niets te doen in het dorpje, maar het is toch de moeite waard. Deze grot is 7km lang en je kunt hem alleen per boot bekijken. Nu bleek dat er maximaal drie mensen in zo’n boot mochten. Ik sprak een Duits stelletje aan dat ook net arriveerde en Jennifer ging uiteindelijk met hun mee. Zo hadden we allemaal een goedkope excursie. We kregen een lampje en zwemvest en volgden onze gidsen over de brug naar de grote grotingang. Daar lagen een hele hoop lange, smalle motorboten, met drie houten krukjes ieder. Het avontuur kon beginnen.
Onze boot voer de hele tijd voorop. Onze kapitein ging behendig tussen alle obstakels door en vermeed plekken met laagstaand water. Hij had een iets sterker lampje dan ons en scande voortdurend het water voor de boot. Het was pikkedonker en het was droogseizoen, dus op veel plekken stond het water laag. Maar meneer kapitein wist precies net langs uitstekende stenen het diepste water te vinden.
Na een paar minuten mochten we uitstappen in het verlichte gedeelte van de grot. Er was een korte wandeling uitgestippeld die je zelf kon doen. Groene, blauwe en rode lamppjes verlichtten wat formaties van stalagtieten en stalagmieten. Toch werd het pas echt interessant toen we aan de andere kant weer door de boot opgepikt werden. Deze grot bezoek je niet voor de rotsformaties. Het is een ruime, alnge, donkere tunnel. Je gaat voor de spanning, net zoals je in de Efteling het spookslot in gaat. Het is een onbeschrijfelijke ervaring. Aangezien foto’s alleen maar zwart laten zien, ga ik het toch proberen.
We hebben allemaal een lampje op ons hoofd, maar als je vooruit schijnt zie je nog niet veel. Je kunt alleen maar schijnen naar de muren en het plafond. De kapitein heeft een iets sterker lampje dat schaduwen op de muren maakt. Zodra ik kijk is de schaduw alweer verdwenen. Het is net alsof er nog andere mensen in de grot zijn, die zonder lamp lopen. De lampen schijnen van links naar rechts. Het water is super vlak en we laten alleen rimpels achter, achter de boot. Rotswanden en rotsblokken reflecteren in het water en het is net alsof we midden in de lucht zwemen. Ik zit op een vliegend tapijt dat over een enorme, diepe kloof zweeft. Ik kijk mijn ogen uit. Het is een optische illusie waar geen menselijke creatie tegenop kan. Allen het geluid van de motor brengt me terug naar de boot.
Vanwege het lage water zijn er met zandzakken en rotsen dammetjes gebouwd, zodat de boten kunnen blijven varen. Dan wordt er even gas gegeven en vliegen we zo’n stroomversnelling op. Op één plaats moeten we toch de boot uit. Verschillende kapiteins duwen de boot omhoog terwijl wij een stukje verder lopen. We kunnen het einde van de tunnel al zien. We varen de grot uit en worden verrast door een groen landschap met enorme bergen. We scheuren nog even over de rivier en worden dan afgezet vlakbij een dorpje. Van het dorp zien we niets, maar de bewoners hebben er stalletes met snacks en drankjes gebouwd en er wordt gewoven. We hebben de drankjes nog niet op als onze kapitein aangeeft dat hij weer wil gaan. Tien minuten later lopen we weer naar de boot.
Een paar boten liggen op z’n kop in het water en worden gerepareerd. Gelukkig gaat die van ons gewoon en al snel zitten we weer in het donker. Even doen we onze lampen uit en ik zie robin voor me niet eens zitten. Mijn ogen moeten weer wennen na de felle zon van buiten. We crossen vrolijk verder door het schaduwspel. Het is alsof ik in een science fiction film zit op een andere planeet. In de rotsen zitten allerlei verkleuringen en grote gaten. Water druppelt naar beneden en valt onverwachts in je nek. Dan besef je je ineens dat er een enorme berg boven je hangt. Het moet honderden jaren geduurd hebben om deze tunnel te vormen en hij verandert nog steeds. Een grote boomstam lijkt de rots op een hele simpele manier te stutten. Of dit nou structureel in orde is? ER liggen ook stukken boom in het water, waarschijnlijk ooit meegesleept door het water. Nu hebben ze de dammetjes in ieder geval hard nodig. Tegen het einde nemen we weer een aanloopje en schuren we over de rotsen. Even lijkt het erop dat we vast komen te zitten, maar dan wordt het water weer dieper.
Eigenlijk hadden we allemaal dezelfde dag nog weg gewild uit Kong Lor, maar het lukt ons niet. Het is er veel te relaxt en veel te mooi, dus de jongens en ik besluiten nog een nachtje te blijven. Jennifer moest helaas wel door. Om de mooie dag af te sluiten dronken we nog wat Lao Lao. Het wordt met elk glaasje beter!