Kong Lor, Koning der grotten

Laos lijkt alweer zo lang geleden. Inmiddels is er alweer zoveel gebeurd, maar toch denk ik graag terug aan mijn bezoek aan Kong Lor cave. Ik had een paar fantastische dagen gehad. Dinsdag ging ik weg uit Vientiane, na 4 dagen in de stad gezeten te hebben. Weer moest ik afscheid nemen van een reisvriend en zat ik alleen in de bus. Nouja, er zaten genoeg andere toeristen in, maar allemaal stelletjes en een groepje Franse meiden die allemaal een bankje voor zichzelf namen. Dus toen ik na een dagje in de bus zitten aan kwam in Kong Lor, pakte ik mijn rugzak en ging op zoek naar een kamer. Ik kwam erachter dat mijn tas kapot was gegaan en was dus niet echt vrolijk. Het eerste guesthouse dat ik checkte was een beetje duur. Toen ik naar buiten liep kwamen er een aantal mensen op motors aan. “Oh, zit die ook al vol?” Ik legde uit dat het voor mij alleen te duur was, waarop een meisje meteen zei dat we anders wel een kamer konden delen.

We gingen toch nog even verder kijken en uiteindelijk deelde ik een goedkopere, ruime, schone kamer met de Amerikaanse Jennifer. Twee jongens uit Canada en Duitsland, waar Jennifer mee gereisd had, zaten in de kamers naast ons. Ineens was ik deel van de groep. We keken nog even om ons heen terwijl de zon onder ging, namen een snelle douche en gingen toen eten in het restaurant bij het guesthouse. Ik had verschrikkelijk lekkere spring rolls en met een fles Lao Lao, een soort rijstwhisky, ging de avond zo voorbij.

dscn7256

De volgende ochtend gingen we met z’n allen ontbijten en bracht Jennifer me met de motor naar de grot. Buiten de grot is er werkelijk niets te doen in het dorpje, maar het is toch de moeite waard. Deze grot is 7km lang en je kunt hem alleen per boot bekijken. Nu bleek dat er maximaal drie mensen in zo’n boot mochten. Ik sprak een Duits stelletje aan dat ook net arriveerde en Jennifer ging uiteindelijk met hun mee. Zo hadden we allemaal een goedkope excursie. We kregen een lampje en zwemvest en volgden onze gidsen over de brug naar de grote grotingang. Daar lagen een hele hoop lange, smalle motorboten, met drie houten krukjes ieder. Het avontuur kon beginnen.

Onze boot voer de hele tijd voorop. Onze kapitein ging behendig tussen alle obstakels door en vermeed plekken met laagstaand water. Hij had een iets sterker lampje dan ons en scande voortdurend het water voor de boot. Het was pikkedonker en het was droogseizoen, dus op veel plekken stond het water laag. Maar meneer kapitein wist precies net langs uitstekende stenen het diepste water te vinden.

Na een paar minuten mochten we uitstappen in het verlichte gedeelte van de grot. Er was een korte wandeling uitgestippeld die je zelf kon doen. Groene, blauwe en rode lamppjes verlichtten wat formaties van stalagtieten en stalagmieten. Toch werd het pas echt interessant toen we aan de andere kant weer door de boot opgepikt werden. Deze grot bezoek je niet voor de rotsformaties. Het is een ruime, alnge, donkere tunnel. Je gaat voor de spanning, net zoals je in de Efteling het spookslot in gaat. Het is een onbeschrijfelijke ervaring. Aangezien foto’s alleen maar zwart laten zien, ga ik het toch proberen.

We hebben allemaal een lampje op ons hoofd, maar als je vooruit schijnt zie je nog niet veel. Je kunt alleen maar schijnen naar de muren en het plafond. De kapitein heeft een iets sterker lampje dat schaduwen op de muren maakt. Zodra ik kijk is de schaduw alweer verdwenen. Het is net alsof er nog andere mensen in de grot zijn, die zonder lamp lopen. De lampen schijnen van links naar rechts. Het water is super vlak en we laten alleen rimpels achter, achter de boot. Rotswanden en rotsblokken reflecteren in het water en het is net alsof we midden in de lucht zwemen. Ik zit op een vliegend tapijt dat over een enorme, diepe kloof zweeft. Ik kijk mijn ogen uit. Het is een optische illusie waar geen menselijke creatie tegenop kan. Allen het geluid van de motor brengt me terug naar de boot.

Vanwege het lage water zijn er met zandzakken en rotsen dammetjes gebouwd, zodat de boten kunnen blijven varen. Dan wordt er even gas gegeven en vliegen we zo’n stroomversnelling op. Op één plaats moeten we toch de boot uit. Verschillende kapiteins duwen de boot omhoog terwijl wij een stukje verder lopen. We kunnen het einde van de tunnel al zien. We varen de grot uit en worden verrast door een groen landschap met enorme bergen. We scheuren nog even over de rivier en worden dan afgezet vlakbij een dorpje. Van het dorp zien we niets, maar de bewoners hebben er stalletes met snacks en drankjes gebouwd en er wordt gewoven. We hebben de drankjes nog niet op als onze kapitein aangeeft dat hij weer wil gaan. Tien minuten later lopen we weer naar de boot.

dscn7249

Een paar boten liggen op z’n kop in het water en worden gerepareerd. Gelukkig gaat die van ons gewoon en al snel zitten we weer in het donker. Even doen we onze lampen uit en ik zie robin voor me niet eens zitten. Mijn ogen moeten weer wennen na de felle zon van buiten. We crossen vrolijk verder door het schaduwspel. Het is alsof ik in een science fiction film zit op een andere planeet. In de rotsen zitten allerlei verkleuringen en grote gaten. Water druppelt naar beneden en valt onverwachts in je nek. Dan besef je je ineens dat er een enorme berg boven je hangt. Het moet honderden jaren geduurd hebben om deze tunnel te vormen en hij verandert nog steeds. Een grote boomstam lijkt de rots op een hele simpele manier te stutten. Of dit nou structureel in orde is? ER liggen ook stukken boom in het water, waarschijnlijk ooit meegesleept door het water. Nu hebben ze de dammetjes in ieder geval hard nodig. Tegen het einde nemen we weer een aanloopje en schuren we over de rotsen. Even lijkt het erop dat we vast komen te zitten, maar dan wordt het water weer dieper.

Eigenlijk hadden we allemaal dezelfde dag nog weg gewild uit Kong Lor, maar het lukt ons niet. Het is er veel te relaxt en veel te mooi, dus de jongens en ik besluiten nog een nachtje te blijven. Jennifer moest helaas wel door. Om de mooie dag af te sluiten dronken we nog wat Lao Lao. Het wordt met elk glaasje beter!

 

Een weekendje paradijs

De speedferry racete over het water. Bij de vierde halte mocht ik eruit. Wooow! Wat een ongelofelijke omgeving. Ik liep een wit geschilderde pier op en werd begroet door de manager van het resort. Samen met de andere gasten liep ik richting het witte strand, over het heldere water van de zee. Het Ecoseadive resort ligt helemaal alleen in een schitterende baai. Er is een groot verschil tussen eb en vloed en daarom kun je in het begin genieten van laag water, daarna is er een zandbankje en daarachter loopt het best snel af naar dieper water waar je lekker kunt zwemmen en snorkelen.

IMG_8707

Ik had vier duiken geboekt en kon me meteen gaan omkleden. De andere duikers stonden al te wachten. We gingen een kleine boot op en ik maakte kennis met Chris, onze Duitse divemaster. Chris was een relaxte kerel die onderwater goed op ons lette. Tijdens de eerste duik moest ik nogal wennen en ik was een beetje teleurgesteld met de onderwaterwereld. Gelukkig was de duik na het lunchbuffet een stuk beter. Mijn favoriete duiken waren op de tweede dag. ’s Ochtends was het nogal bewolkt en was het zicht onder water dan ook niet zo goed. Toch zagen we een aantal mooie vissen, zoals een inktvis die op de bodem lag te chillen en toen weg zwom toen wij een kijkje kwamen nemen. Het was een hele ondiepe duik, maar dat betekende dat we wel 73 minuten onder konden blijven. Ik had het idee dat ik echt heel dichtbij het koraal zweefde. Toen het tijd was voor mijn laatste duik, was de zon fel gaan schijnen en waren de wolken verdreven. We hadden goed zicht en zagen mooie koralen en scholen vissen. Het was de perfecte duik om mee af te sluiten.

Het fijne aan het resort was dat ik na het duiken nog genoeg tijd had om te relaxen en te genieten van de zon, het strand en het water. Het water was zo warm dat je zelfs als het donker was nog comfortabel kon gaan zwemmen. Dat was ook wel aan te raden, want er zit heel veel lichtgevende plankton in het water. Als je er doorheen zwemt of met je handen doorheen veegt, zie je allemaal lichtjes, alsof het water gevuld is met led lampjes. Helaas had ik gewacht tot de tweede dag en kwam er een storm aan. Er waren zoveel bliksemflitsen in de lucht en ik hoorde het in de verte al rommelen. Ik ben dus niet erg lang in het water gebleven.

IMG_8665

Op mijn laatste dag heb ik niet meer gedoken, maar ben ik de omgeving gaan verkennen. Ik liep eerst door het bos, en dan bedoel ik jungle, naar Clearwater Bay. Ik was vroeg vertrokken en was dus al om 9 uur daar, voordat er andere mensen waren. Er stond een behoorlijke wind en dus waren er best veel golven, omdat de baai veel minder beschut is dan waar ik verbleef. Het zand was wel parelwit, maar helaas lag er ook veel afval. Ik heb wat gezwommen en naar de zee gestaard voordat ik terug ging naar het resort. Daar had ik wat tijd om te zwemmen voordat ik doorliep naar het dorpje, ongeveer 20 minuten verderop. Je kon gewoon het strand volgen en kwam dan uit in het kleine dorp, waar wel een grote keuze aan restaurantjes was. Het eten op het resort was erg lekker, maar ook vrij prijzig. Hier kreeg ik veel grotere porties voor de helft van het geld!

Toen ik terug kwam in het resort heb ik nog lang in het water gelegen. Wat was het toch fijn om zo’n strand voor jezelf te hebben. Wat dat betreft het ik een uitstekende keuze gemaakt. Ik heb genoten van het duiken, de rust, het water en de andere mensen op het resort. Ik kon gewoon vanuit mijn bed het strand op lopen. Het was dan ook moeilijk om weg te gaan. Mijn boot bleek ook nog eens een ramp te zijn. De speedferry kwam niet. In plaats daarvan kwam er een slowboat die me naar Koh Rong bracht. Daar moest ik aansluiten bij de mensen die ook naar Sihanoukville wilden. De speedferry was veel te laat en daarom kregen we allemaal een cola. Toen hij eindelijk kwam bleek de zee best wild te zijn en klapten we over het water naar het vasteland. Midden op het water legde de kapitein de boot stil. Er was iets met de motor. Eén van de jongens op de boot zette een duikbril op en sprong het water in. Na een paar minuten was het weer gemaakt. Toen we eindelijk land bereikten, werden we bij de verkeerde haven afgezet en moesten we nog met de bus verder! Ik was blij toen ik in het hostel was en aan een bord fish & chips zat.

Een confrontatie met de realiteit

Als ik in Cambodja gewoond had in de jaren 70, was ik nu dood geweest. Waarom? Gewoon omdat ik een bril draag, vreemde talen spreek, hoogopgeleid ben en er mijn eigen ideeën op na hou. In 1975 marcheerde het leger van de Khmer Rouge Phnom Penh binnen. In no time wisten ze de macht te krijgen en begonnen ze mensen uit de stad te verjagen. Steden waren namelijk al net zo verrot als mensen met kennis. Onder leiding van Pol Pot zou Cambodja, dat de naam Kampuchea kreeg, de ideale communistische staat worden. Iedereen zou boer zijn en alles zou gedeeld worden. Maar elk idee kent vijanden, en daarom werd de bevolking nog eens grondig gecontroleerd. Ongeveer een kwart van de bevolking is gestorven tijdens het 3 jarige bewind van Pol Pot.

Was je leraar, droeg je een bril, was je te slim voor je eigen bestwil, of was je om een andere reden verdacht van spioneren? Dan werd je opgepakt en in de gevangenis gegooid. S21, of Tuol Sleng, was zo’n gevangenis en tevens een plek waar men gemarteld werd. Nu is het een museum, waar je met een audiotour rond kunt lopen en de geschiedenis leert. Dit museum windt er zeker geen doekjes om. Er hangen foto’s van mensen wiens gezicht aan pulp was geslagen, die gemarteld zijn, dode lichamen die met de enkels nog vastgeketend op een bed liggen. Gelukkig zijn het oude foto’s, zwart-wit en niet erg scherp. Je loopt door de gebouwen waar alle verschrikkelijke ondervragingen en martelingen gebeurden. Ook staan de cellen er nog. De oude klaslokalen zijn volgebouwd met kleine hokjes, soms met bakstenen, soms met hout. Ze lijken haastig geplaatst te zijn. “Ik had een fles om in te plassen. Als ik miste moest ik het oplikken.” zegt één van de weinige overlevenden in een audiofragment.

Buiten is er een mooie binnenplaats. Het straalt kalmte uit, met mooie bomen die in bloem staan en gras. Er liggen wel een aantal grafstenen in een monument, maar daarvoor staat een rekstok. Het is een overblijfsel van de onschuldige middelbare school, waarvoor het gebouw diende voordat de Khmer Rouge het overnam. Waarom is er dan een beeld van een man die gemarteld is? Toen deze school een gevangenis werd is de rekstok gebruikt om gevangenen aan hun enkels omhoog te trekken en te laten zakken in een grote urn vol poep. Het was slechts één van de martelmethodes.

De audio tour is echt heel goed, maar ook kritisch op hoe de wereld omgaat met genocide. Je hoort verhalen van beide kanten, zowel bewakers of martelaars als slachtoffers. Heel indrukwekkend was het fragment van de broer van de Nieuw Zeelander die hier is omgekomen. Er zat zoveel emotie in. Het fragment kwam van de rechtszaak tegen Duch, de baas van de gevangenis tijdens het Khmer Rouge regime. De broer laat alles eruit, hoe hij Duch aan wou doen wat zijn broer was aangedaan en hoe vaak hij daarover gedacht had. Maar dat hij probeerde vrede te krijgen en gewoon wilde dat Duch gestraft zou worden.

Ook hoor je een man die als martelaar werkte. Hij getuigt dat mensen tot het randje werden gebracht. Ze mochten niet doodgaan. Als dat gebeurde was dat een foutje en dan kon je als martelaar zelf ook in de problemen komen en wellicht je leven verliezen. De man zei dat er zusters waren die een zoutoplossing over de wonden gooiden. Zodra ze enigszins geheeld waren, werden de gevangenen opnieuw gemarteld. Deze zusters in kwestie waren natuurlijk onopgeleide mensen, want de echte dokters werden vermoord. Deze dames hadden slechts vier maanden training gehad. Deel van die training was natuurlijk de delen en organen van het lichaam zien. Hiervoor werden gevangenen levend gevild.

Waarom werden al deze mensen gemarteld? De Khmer Rouge hield er nogal rare ideeën op na en was erg achterdochtig. Iedereen die potentieel een vijand was werd gemarteld. De Khmer Rouge wilde namelijk een bekentenis, zodat ze vervolgens mensen konden executeren. Mensen mochten pas dood gaan als ze een adequate bekentenis af hadden gelegd. De Khmer Rouge zocht naar bekentenissen dat mensen dingen fout hadden gedaan, dat ze een spion waren voor de CIA of de KGB. Ze moesten dan ook meteen andere ‘spionnen’ verlinken en zo kwamen dan weer een hoop andere mensen in de problemen. Dat dit allemaal bullshit was blijkt wel uit de bekentenis van de opgepakte Nieuw Zeelander. Hij schreef namen op van popidolen.

Tegen het einde van de regeerperiode van de Khmer Rouge, werden ook veel van hun eigen mensen hier opgesloten. Of ze wisten te veel, of iemand was achterdochtig. Ze begonnen elkaar niet meer te vertrouwen. Veel van deze mensen waren kinderen. Ze werden opgeleid door de Khmer Rouge en wisten dus niet beter. Het was gemakkelijker om een kind op te leiden om iemand te doden, want die geloofde wel dat het het beste voor het land was. Zodra iemand een bekentenis had afgelegd die door de keuring kwam, had hij zijn doodsvonnis ondertekend. ’s Nachts werden ze in een busje geladen en naar Choeung Ek gebracht, ongeveer een half uurtje rijden van Phnom Penh. Het staat nu beter bekend als de killing fields, hoewel het slecht één van de vele killing fields is. Er lag al een Chinese begraafplaats en het was er rustig. De perfecte plek voor een dagelijkse massamoord. Om kogels te besparen werden mensen geslagen, met bamboestokken of landwerktuigen. Daarna werden ze meteen in grote graven gegooid die van te voren gegraven waren. Om te zorgen dat iedereen echt dood was werden er nog wat chemicaliën in de graven gegooid voordat er aarde overheen ging.

Ook Choeung Ek kun je bezoeken. Je loopt gewoon over het terrein waar nog steeds schedels en stukjes bot uit de grond tevoorschijn komen. Elke drie maanden worden ze opgeraapt en krijgen ze elders een rustplaats. Tussen de boomwortels hangen nog oude kledingstukken, die helemaal met de bomen vergroeid zijn. Een verhoogd pad loopt tussen de kuilen waar al deze mensen begraven waren. Om de omheining zijn allemaal armbandjes vastgemaakt. Dan zie ik een boom met allemaal armbandjes eraan. Dit is de killing tree. De boom werd gevonden met resten bloed en hersenen. Hier werden babies met hun hoofd tegen de boom geslagen om vervolgens direct in het massagraf geslingerd te worden. Hun moeders mochten toekijken totdat ze zelf het graf in geknuppeld werden. Eén van de graven zat vol onthoofde mensen, waarschijnlijk mensen die een tijd voor de Khmer Rouge gewerkt hadden, want ze hadden uniformen aan.

Wat er gebeurd is in Cambodja is verschrikkelijk. Als je naar deze twee museums gaat wordt je nog eens met je neus op de feiten gedrukt. Door middel van deze musea willen de oprichters aandacht krijgen voor genocide en niet alleen die in Cambodja. Er komt een opsomming van landen voorbij waar iets soortgelijks is gebeurd of nog gebeurt. Ook wordt er kritisch naar de wereld gekeken. Waarom werd Pol Pot bijvoorbeeld in de jaren 90 nog steeds erkend door de VN? Er werd gewoon niet geluisterd naar de verhalen van vluchtelingen. Ze zullen wel overdrijven. Ik moet meteen denken aan de Rohingya’s in Myanmar, die op het moment uitgeroeid worden terwijl de wereld toekijkt.

In het midden van de killing fields staat een grote toren die gevuld is met de schedels en andere botten van de slachtoffers. Van elke schedel is bekend welk wapen gebruikt is. En elke schedel was een mens net zoals ik. Een mens die geen idee had wat hij fout had gedaan. Een onschuldige mens. Een mens die ontzettend bang moet zijn geweest en ondraaglijke pijn heeft moeten doorstaan. Ik ben er stil van. Ik heb zoveel gehoord en geleerd en ik wil meer weten, maar mijn hoofd zit helemaal vol. Het was een verschrikkelijke dag en toch ook een van de beste.

Twee daagjes tarzannen

Om half negen stond ik netjes bij het kantoor van Green Discovery. Ik had mijn grote tas al op de bovenverdieping staan en stond klaar om te gaan, mijn kleine rugzak vol met alle spullen die ik de komende twee dagen nodig had. Ons vertrek bleek echter op Lao tijd te zijn en dus bleef ik nog even zitten. Er zaten nog twee andere meiden. Even later kwamen er vier Koreaanse mannen aan. Toen alle spullen in de bus geladen waren, was het eindelijk tijd om te gaan.

We moesten ongeveer een uurtje rijden naar Paksong en haalden in het laatste stadje nog een Italiaanse familie op. Tijdens de busrit stelde onze gids Lo zich ongemakkelijk voor. Hij begon iets te zeggen als een soort robot. Alles kwam in stukjes door, alsof ik een slechte Skype-verbinding had. Dit bleek zijn manier van praten te zijn, in ieder geval in het Engels. We kwamen aan in een klein dorp dat aan een lange zandweg lag. Bij één van de huizen hadden ze wc’s voor ons toeristen gebouwd en werden alle harnassen klaargelegd. Rondom het huis lagen grote zeilen met koffiebonen. Het leek weer ontzettend lang te duren voordat we eindelijk eens konden gaan. Inmiddels was ik wel al met de twee meiden aan de praat geraakt. Danna kwam uit Quebec en Sophie kwam ook uit Nederland. Gelukkig was ik dus niet de enige die alleen reisde. Eén van de Koreanen haakte hier al af omdat hij ziek was.

 

DSCN7351

Gezekerd aan de boom

 

We kregen een heel raar harnas aan dat door de carabiners bij elkaar geknepen werd. Daarna werden nog wat andere carabiners en een pulley aan het harnas gehangen. Met helm en rugzak op waren we klaar om te gaan. We begonnen met een lange wandeling door de koffieplantages. Ze verbouwen hier vooral arrabica en een beetje robusta koffie. De arrabica is bijna allemaal voor de export. Na een tijdje lopen moesten we een rivier oversteken en werd de lunch voor ons klaargezet. Er werden grote bladeren op de grond gelegd en onze gids Lo begon samen met de drie lokale gidsen eten uit te spreiden. Er was sticky rice, gekookte eitjes, gedroogde bief, groenten, bamboe en een pittige salsa. We gingen allemaal om de bladeren heen zitten en aten op z’n Lao. Je rolt een beetje sticky rice in je handen en pakt er dan iets van groenten bij. Het leek erop dat we niet genoeg eten zouden hebben, maar toch zat iedereen goed vol en kregen we het niet eens op.

 

DSCN7323

De lunch staat klaar

 

Na de lunch liepen we de koffieplantages uit en de bush in. Het werd ook een stuk ruiger en we moesten vaak omhoog en omlaag over stenen en rotsen. Bij een mooie, kleine waterval hadden we nog even een pauze. Daarna kwam de eerste brug. Lo gaf uitleg over hoe we ons moesten zekeren en toen mochten we de wiebbelende brug over. Hij was een stuk onstabieler dan hij eruit zag! Daarna gingen we nog meer naar beneden door een bamboejungle. Het lopen was af en toe enger dan de activiteiten die we gingen doen.

 

DSCN7341

De eerste wiebelbrug

 

Na een tweede uitleg begonnen we met ziplinen. De eerste was een babylijn waarop we mochten oefenen. We hadden allemaal een stokje gekregen, met een lintje eraan. Dit was je rem. Er stond altijd een gids aan de andere kant die met gebaren aanduidde wanneer en of je hard of zacht moest remmen. Als je achteruit binnen kwam dan hoorde je: “Break! Break! Break!”

 

DSCN7350

En dat is hem dan: de rem

 

We hadden elf ziplines deze dag en de meeste ervan gingen langs een grote waterval. Bij elke zipline leek er een nieuw stukje van de waterval onthuld te worden. Tussendoor moesten we nog af en toe abseilen, hoewel de gidsen al het werk deden en jij alleen maar hoefde te hangen. Sommige ziplines waren lang, andere kort, maar allemaal hadden ze ontzettend mooie uitzichten. Aan één kant zag je dus de waterval en aan de andere kant een uitzicht over een gigantische vallei begroeid met jungle. Het was zo ontzettend leuk om weer door de bergen en bomen te vliegen. Ik kreeg meteen ook weer flashbacks van mijn tijd in Canada. Het was fantastisch om deze omgeving op deze bijzondere manier te mogen zien!

 

DSCN7365

En daar vlieg ik dan

 

Uiteindelijk vlogen en liepen we helemaal naar de vallei beneden. Tijdens al dat ziplinen was het me niet eens opgevallen dat hier een aantal gebouwen waren. Er was een groter gebouw waar een keuken zat en een terras met tafels en stoelen. Eromheen zaten allemaal boomhutten in de bomen verstopt. Het terras gaf uitzicht op de grote waterval waar we al de hele middag van genoten hadden. We zijn er ook even naartoe gelopen en op een rots geklommen om de zonsondergang te zien. Niet veel later kregen we curry met verse spring rolls en rijst.

 

DSCN7421

Zonsondergang in de jungle

 

Die avond sliep ik in de boomhut. Het zag er niet zo chique uit als op de foto’s, maar het was wel een hele ervaring. Ik deelde de hut met Danna, dus er stonden twee bedjes met dikke slaapzak en klamboe. Er was een badkamertje met wc en wasbak. Verder was de hele ruimte open. Je moest via de zipline naar binnen en naar buiten en de wind had vrijspel. Mijn slaapzak ritste helaas niet dicht, dus af en toe werd ik wakker omdat ik de koude wind voelde. Hier in de bergen is het ineens een stuk frisser. Toen ik echt wakker werd zag ik de bijna volle maan net naar beneden zakken vanuit mijn bed.

 

DSCN7425

Huisje voor de nacht

 

’s Ochtends kwam Lo ons halen zodat we weer over de zipline naar het ontbijt konden. Er stond een stevig ontbijt klaar en dat was maar goed ook. We zouden een zware dag krijgen. We hadden drie afvallers in de ochtend en gingen dus met zijn achten op pad. Het was duidelijk dat we toch wat haast moesten maken, want alles ging veel sneller. Na een stukje lopen begonnen we aan de 14 ziplines. Het waren andere ziplines dan de dag ervoor en we zagen nu dus niet zozeer de waterval, maar wel een riviertje ver onder ons en de vergezichten over de vallei. Er was geen abseilen vandaag, maar tussen het ziplinen door moesten we wel wat obstakels over. Zo hadden we weer een wiebelbrug, maar ook een brug met alleen maar wiebelige stalen kabels en een ladder. De ziplines hier waren echt midden in de jungle en soms sloeg die jungle je dan ook vol in je gezicht of stevende je op een bos takken af. Het remstokje werd dus ook een soort zwaard waarmee ik de wilde jungle van me af sloeg.

 

DSCN7433

En we vliegen door

 

Toen we weer terug waren op de basis, na een pittige wandeling bergop, hadden we wat tijd om te relaxen en te lunchen. Voor het tweede gedeelte van de dag moest toch iedereen mee, ziek of niet en bang of niet. Gisteren waren we natuurlijk lekker makkelijk naar beneden gevlogen, maar nu moesten we op de een of andere manier diezelfde afstand omhoog. We begonnen dus met een dik uur over de stenen omhoog klimmen. Hierna kwamen we bij een rotswand. Er waren ijzeren haken in de wand geslagen en daarover gingen we verder omhoog. Niet iedereen vond het even leuk, dus vaak was er een beetje een opstopping. In het eerste gedeelte hing je een beetje achterover en viel je gewicht dus voornamelijk in je armen. Net toen moest ik heel lang wachten totdat ik door kon. Mijn armen begonnen te trillen en net toen ik dacht dat ik het niet meer lang vol zou houden kon ik weer door.

 

DSCN7503

Naar boven op de via ferrata

 

We moesten een hoekje om waar Lo stond te helpen en daarna stond je op een richeltje van de rots. Eindelijk kon ik mijn armen weer even rusten. Het pad ging verder omhoog en volgde nog een aantal richeltjes. Eigenlijk was het helemaal niet zo lang, maar wel heel leuk. We zaten zo hoog op de rotswand dat we een belachelijk goed uitzicht hadden. Aan het einde van deze via ferrata, zoals het heet, zaten een paar geschrokken mensen bij te komen. En toen moesten we heel lang wachten totdat de laatste man, die het erg moeilijk had, ook naar boven kwam. Na tien minuten lopen stonden we aan de top van de waterval die we de afgelopen twee dagen hebben mogen bewonderen.

 

DSCN7508

Bovenop de waterval

 

Hier dachten wij dus dat we nu toch wel op de top moesten zijn, maar niets was minder waar. Na een adempauze moesten we weer verder, omhoog. Het was heet. Het was benauwd. Mijn bovenbenen vonden het helemaal niet meer leuk, maar ik zette door. We moesten om de haverklap stoppen om iemand rust te geven en het elke keer opnieuw moeten aanzetten helpt ook niet erg. Op gegeven moment hebben we de groep in tweeën gesplitst zodat we een beetje door konden lopen. Toen we weer een bekend pad op liepen zagen we dat de wolken wel erg donker aan het worden waren. En ja hoor, het begon te regenen. Kletsnat kwamen we weer bij de bus aan. Gelukkig was het nog steeds warm.

Wat was het weer een avontuur. Er hangt zeker een prijskaartje aan een activiteit zoals dit en ik heb dan ook getwijfeld of het het wel waard zou zijn. Maar nu ben ik op een plek geweest waar je werkelijk alleen maar naartoe kan lopen. Er was jungle en verder helemaal niets. En wij hadden deze jungle voor onszelf. We sliepen tussen de krekels, en schijnbaar ook een rat, die ’s nachts mijn rugzak open heeft gebeten om mijn koekjes op te eten. We zagen de vogels en vlinders om ons heen vliegen en vlogen zelf ook tussen de bomen en over de vallei. We zijn uitgedaagd, mentaal en fysiek. We hebben lekker Lao eten gehad en we hebben kunnen genieten van een stukje paradijs op aarde. Het was elke dollar waard!

Ongewenst avontuur in Savannakhet

Savannakhet is een slaperige provinciale hoofdstad. Toch behoort het tot één van de drie grootste steden in Laos. Het is bizar, want het lijkt er zo rustig. Met de bus komen we wel langs grote bedrijven, zoals het Nikon hoofdgebouw van Laos. Het ligt ook wel strategisch aan de grens met Thailand en hemelsbreed niet al te ver van Vietnam.

Vroeger zaten hier veel Fransen en een deel van de gebouwen ziet er dan ook koloniaal uit. Sommige zijn opgeknapt, maar de meeste zijn vervallen. Het is een rare mix met de huizen op palen, de modernere gebouwen en de levensstijl hier in Laos. De mensen zitten ogenschijnlijk ongeïnteresseerd voor hun huizen in de late middag. Ze kijken op als ik langs loop en een enkeling lacht of roept Sabai Dee. Grote witte auto’s en gekleurde tuktuks overheersen het straatbeeld. Trottoirs zijn er wel, maar zijn vaak gebroken, vol gegroeid met gras of worden gebruikt als verlenging van een huis of parkeerplaats.

Er lopen tientallen honden en katten rond, vaak zoekend naar restjes eten die de mensen hebben laten liggen. Ik heb al een paar rare situaties gehad met honden en ben dus op m’n hoede. Dan loop ik langs een hond die me licht grommend aankijkt. Er is een familie in de buurt en meestal kunnen die de hond wel onder controle houden. Ik loop snel rond de hond heen naar de volgende straat. Maar dan hoor ik snelle voetstappen achter me en voor ik het weet word ik gebeten in mijn been. Gelukkig blijft het daarbij en gaat de hond weer weg.

In plaats van me te helpen word ik uitgelachen door de familie. Ik ben vooral geschrokken en loop snel door. Ik wil gewoon weg. Ik kom nog twee honden tegen die agressief beginnen te grommen en ik besluit een andere weg te nemen. Als ik op de drukkere, goed verlichte avondmarkt kom, ga ik zitten voor een maaltijd en kijk naar mijn been. Er lijkt niet zoveel aan de hand. Er was geen bloed. Later zit ik in mijn kamer en lees ik de informatie over hondenbeten nog eens door. ‘Ga altijd naar de dokter’. Ik begin te twijfelen. Dan besluit ik toch maar te gaan.

img_1828

Dus nu heb ik een ziekenhuispasje voor Savannakhet. Ze hebben in ieder geval mijn leeftijd goed.

Met de tuktuk rij ik naar het ziekenhuis. Mijn chauffeur blijkt Frans te spreken en dat is heel handig. Bij de spoedafdeling komen drie mensen naar mijn been kijken. Ik leg uit wat er gebeurd is en dat ik niet weet of ik een spuit voor rabies moet hebben. Ik weet echter niet hoeveel ze ervan verstaan. De drie mensen kijken en overleggen, en kijken en overleggen. Dan word ik met wat papieren en een vrouw mee gestuurd. Eerst gaan we naar een hokje waar ik nog meer papieren krijg. Daarna gaan we naar de apotheek, waar de dame aan de balie vraagt of ik Lao spreek. Ik kijk haar verbaasd aan. Uiteindelijk wordt er wat gewezen en ga ik zitten. De vrouw die me had meegenomen laat haar been zien. Ze was een tijdje geleden gebeten door een hond en liep nu met een heel pak medicijnen weg. Ze werkte dus helemaal niet voor het ziekenhuis, maar was ook slechts een patient!

Mijn chauffeur, die al de hele tijd gewacht had, kwam binnen en vroeg aan de balie wat er aan de hand was. Toen legde hij me in het Frans uit dat ik een prik zou krijgen, maar dat ik even moest wachten op de rekening. Uiteindelijk moest ik weer terug naar het eerste gebouw en daar raakte ik aan de praat met wat hele aardige, jonge mensen. Toen kwam er een zuster de wachtruimte in en gaf me, zonder handschoenen, de prik. Gelukkig had ik het doosje gezien, waar duidelijk ‘rabies’ op stond. Anders had ik niet eens geweten wat ze me hadden toegediend. Ik kreeg een kaartje mee waar op stond op welke data ik de volgende twee prikken moest doen. De tuktuk bracht me weer netjes thuis. Wie had kunnen denken dat mijn beetje Frans me uiteindelijk in Laos zou helpen!

Verder was het wel een mooie stad hoor!

Kennismaken met het echte Laos

Om 8 uur stond ik klaar in het hostel voor mijn bus naar Nong Khiaw. Hij zou om 9 uur gaan, zodat ik tussen 12 en 1 aan zou komen en nog een middagje van het dorp kon genieten. Maar dit is Laos en ik zou vandaag leren wat Lao time echt betekent. Om half 9 was er nog geen bus. Ik bleef rustig zitten en de man van het hostel verzekerde me dat er een pickup onderweg was. Om 9 uur was er nog niks. “Rustig maar”, denk ik in mezelf, “Het zal wel goed komen.” Om kwart over negen stopte er een tuktuk en werden een andere jongen en ik opgehaald. Onze tassen werden bovenop de tuktuk gebonden en we reden nog de hele stad door om mensen op te halen. Daarna reden we het minibusstation binnen, waar al aardig wat bagage op de bus gebonden was. Aangezien ik als eerste in de tuktuk zat, kon ik er als laatste uit en stond ik achterin de rij om in te checken. Gelukkig had ik al geboekt. Er was dus geen twijfel in mijn hoofd of ik de bus zou halen. Toen kwamen ik en de andere jongen aan de beurt. “Waar naartoe?” “Nong Khiaw.” “Nong Khiaw? Jullie ook?”, zegt de mevrouw aan de balie. “Het is vol.” En daar zijn we dan mooi klaar mee. Na een adempauze, ik zie haar hersens werken, zegt ze: “Ok. Je kunt met de bus van elf uur mee. We brengen jullie naar een ander busstation.”

Snel ren ik langs wat eettentjes want ik had hier natuurlijk niet op gerekend. Ik zou lunchen in Nong Khiaw. “Fried rice?”, zegt een vrouwtje als ik vraag of ze iets heeft dat ik mee kan nemen. Vooruit dan maar. Ze pakt een groot mes erbij en begint de groenten nog te snijden. Een poosje later loop ik terug met een bak vol dampende rijst. Mijn lotgenoot gaat nog even pinnen, maar vlak daarna komt de tuktuk chauffeur naar me toe: “We zijn klaar om te gaan. Waar is je man?” Ik vertel hem dat mijn man gewoon een jongen is wiens naam ik tot dan toe niet eens weet. In de tuktuk racen we naar het noordelijke busstation. Vanaf hier zijn de bussen 15000 KIP goedkoper en zo’n 10 tot 20 jaar ouder. Onze chauffeur koopt doodleuk twee goedkopere kaartjes en wil weer weg rijden. “En waar is onze bus dan?” Hij wijst naar een minibusje uit de jaren tachtig waar al een man op het dak staat. Onze tassen gaan meteen omhoog. We leggen onze kleine tassen maar op een stoel om een ‘goede plek’ te reserveren. Langzaamaan worden er meer tassen op het dak gestapeld. De wijzers van de klok gaan 11 uur voorbij, dan 12 uur. Tegen half 1 komen er twee mensen met tassen aan. Ze gaan naar Nong Khiaw! Nu zitten we vol en kunnen we gaan. We rijden Luang Prabang uit, langs dorpen de bergen in. De wegen zijn behoorlijk slecht, vol gaten. Af en toe stoppen we om iets af te leveren en midden op de weg stoppen we en loopt iedereen het gras in voor een plas. Na 3 uur rijden we Nong Khiaw binnen. Mijn kont en knieën doen een klein vreugdedansje. Wat een dag!

Maar als je dit dan ziet, dan is alles weer goed!